U leest het goed!

Al jaren is de meest gekende erkenningsvoorwaarde voor een coöperatie: toekenning van een maximumdividend van 6%. Toegegeven met de lage rente van de voorbije jaren was dit niet echt een actueel issue. Maar nu beweren dat coöperaties meer dan 6% dividend mogen uitkeren; da’s wel straf!

Heeft het met inflatie te maken? De langzaam maar zekere rentestijging? Of is er meer aan de hand? Zijn die van Coopfabrik misschien dolgedraaid na de vele jaarafsluitingen?

Niets van dat alles. Sterker nog: het is altijd zo geweest.
Een woordje uitleg is hier zeker op zijn plaats.

De erkenningsvoorwaarden die de Nationale Raad voor Coöperaties oplegt zijn terug te vinden in het Koninklijk Besluit van 8 januari 1962.
Het is in dat KB dat we lezen in artikel 1, §1, 5°: “Het dividend op het maatschappelijk kapitaal, uitgekeerd aan de vennoten, mag niet hoger zijn dan 6 procent van de nominale waarde van de aandelen, na aftrek van de roerende voorheffing”

Deze erkenningsvoorwaarde wordt op de volgende manier geïnterpreteerd:

  • De intrestvoet van 6% slaat op het uitgekeerde bedrag per maatschappelijk aandeel (en niet op het totale bedrag van winstverdeling). Bijvoorbeeld, als een maatschappelijk aandeel een nominale waarde van 500 euro heeft, mag het jaarlijkse dividend slechts 30 euro bedragen.
  • Voor zover de intrestvoet van de maatschappelijke aandelen het nettobedrag van 6% niet overschrijdt, is er geen bezwaar om een verschillend dividend toe te kennen naargelang de datum van toetreding van de vennoot (“pro rata temporis” dividend). Dit biedt de mogelijkheid om meerdere aandelencategorieën te scheppen met verschillende rechten en verplichtingen per categorie.
  • Het uitgekeerde bedrag van het dividend mag, nadat de roerende voorheffing werd ingehouden, niet meer dan 6% bedragen van de nominale waarde van de gehouden aandelen. Het percentage van 6% bevat niet de roerende voorheffing die de coöperatieve vennootschap moet inhouden.

Tot voor enkele jaren was het overgrote deel van dividenden van erkende coöperaties vrijgesteld van roerende voorheffing. Toen was het brutobedrag m.a.w. gelijk aan het nettobedrag. Het percentage dat mocht uitgekeerd worden was bijgevolg effectief 6%.

Maar nu erkende coöperaties evengoed roerende voorheffing moeten inhouden , standaard 30%, kan het bruto-dividend meer bedragen dan 6%.
Op een aandeel van 1.000 euro kan je een bruto-dividend geven van 85,50 euro (8,55% dus); na aftrek van 30% roerende voorheffing (R.V.), bedraagt het netto-dividend 59,90 euro.

Fiscaliteit wordt steeds moeilijker, dat ervaren wij helaas elke dag.
Het standaardtarief roerende voorheffing op aandelen mag dan wel 30% bedragen, op aandelen VVPRbis kan de R.V. verlaagd worden tot 20 of zelfs 15%.
En een liquidatiebonus wordt gelijkgesteld met een dividend en daar hoef je onder bepaalde voorwaarden slechts 10% RV op te betalen.

Met andere woorden: als je meer dan 6% bruto-dividend wenst uit te keren, heb je aardig wat rekenwerk.

Ons advies: gezien de huidige rentevoeten en het belang om matschappelijk kapitaal in je coöperatie op te bouwen: hou het op maximum 6% bruto; dat is al meer dan genoeg!